Cliënt, een Algerijnse man, is op 5 maart 2021 in vreemdelingenbewaring gesteld. Van meet af aan wordt door mr. Schoneveld bepleit dat er geen sprake is van zicht op uitzetting naar Algerije omdat de Algerijnse autoriteiten al langdurig geen medewerking verlenen aan het afgeven van noodpaspoorten aan hun onderdanen. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond telkens weer. In september 2021 doet de Raad van State, de hoogste bestuursrechter uitspraak in het hoger beroep dat is ingesteld in deze zaak. De Raad van State oordeelt dat er op basis van alle informatie die is verschaft er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen redelijke termijn. Het hoger beroep wordt gegrond verklaard en cliënt krijgt een hoge schadevergoeding toegewezen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2021:2092